In deze Blog mag een stukje over mijn eigen hond, een Landseer, niet ontbreken.
De Landseer is in Nederland niet zo’n
bekend ras en vaak krijg ik de vraag: "Wat is dat nou voor 'n hond"? "Een Landseer", zeg ik. "Een wat?" Nogmaals zeg ik dat
het een Landseer is. "Oh, een Landsheer!" klinkt het
opgelucht. Nooit van gehoord natuurlijk, maar het klinkt Nederlands.
"Zonder h", zeg ik dan. Vaak vragen ze verder: Is Landseer een
kennelnaam? Als ik dan vertel dat het de naam van een Engelse kunstschilder is,
zie ik aan de reactie dat men aan mijn verstandelijke vermogens twijfelt.
Ik wil het graag uitleggen maar het is zo'n lang
verhaal, dat ik mij er maar van af maak door te zeggen dat het een soort Newfoundlander is. Dan zie ik ze denken: "Zeg dat dan gelijk".
Maar de Landseer is echt vernoemd
naar de Engelse schilder Sir Edwin Landseer (1802-1873). In zijn tijd
een zeer geliefd kunstenaar.
Hij kreeg zelfs van Koningin Victoria opdracht haar lievelingshonden te portretteren.
Sir Edwin Landseer was zeer gecharmeerd van de
robuuste uit New Foundland afkomstige hond en hij schilderde en tekende hem
veelvuldig. De faam van deze hond als krachtige zwemmer sprak tot zijn verbeelding.
Omdat Landseer meestal de zwart/witte variant van de Newfoundlander afbeeldde noemde men deze honden "Landseerdogs".
Lansdeer schilderde behalve honden ook
jachttaferelen, landschappen en portretten van adellijke personen. Hier zijn 146 schilderijen te zien. Ga er maar even voor zitten. . .
Maar Sir Edwin Landseer is natuurlijk bekend door de vier leeuwen die hij ontwierp voor het gedenkteken van Admiraal Horatio Lord Nelson op Trafalgar Square in Londen.
In de tijd van Sir Edwin was er al een stevige
discussie of de zwart/witte variant wel een echte Newfoundlander was. Temeer
daar niet Britse fokkers door kruisingen met continentale rassen w.o. Duitse en
Zwitserse honden een 'afwijkend' soort hadden gefokt. Hoger op de poten en
altijd zwart/wit. Pas in 1960 kwam er duidelijkheid doordat de FCI (Fédération
Cynoligique Internationale) een aparte rasstandaard maakte voor de Landseer en
er voor alle duidelijkheid en tot opluchting van de Britten er E.C.T. aan toe
werd gevoegd. (European Continental Type)
Het huidige New Foundland werd omstreeks het jaar 1000 door de Noormannen
ontdekt. Of er toen honden aanwezig waren is niet bekend.
In het jaar 1620 schreef Kapitein Richard Withbourne, op onderzoek
in New Foundland, aan 'The High and Mightie Prince James, by the Grace of God,
King of great Brittain, France and Ireland', een heel boekwerk genaamd: 'A
discourse and discovery of the new-found-land'. Daarin maakte hij o.a. melding
van pinguïns zo groot als ganzen, maar ook schreef hij over wilde honden waar
zijn eigen hond, een Mastiff, mee speelde.
In de 18e eeuw zijn er trek- en sledehonden op New Foundland waargenomen,
maar hoe die er uit zagen werd niet vermeld. Pas begin 19e eeuw werden in
tekeningen en beschrijvingen het uiterlijk van de daar levende honden
vastgelegd. Het ging om grote honden die overwegend wit waren met wat zwarte
vlekken.
In 1800 verscheen de "Cynographia Britannica" (de toenmalige
Toepoel, zal ik maar zeggen) met tekeningen van de in die tijd befaamde planten-
en dierentekenaar Sydenham Edwards (1768-1819). Daarin ook een
beschrijving van een hond uit Newfoundland. Die luidde: "Deze hond heeft
soms krullend haar, soms lang en golvend. Zijn staart is lang en bossig en
wordt over de rug gedragen. De kop lijkt op die van een beer. De honden zijn
zwart/wit, soms met bruine vlekken in het gezicht, of rood/wit en een enkele keer
eenkleurig zwart."
Daar kan je alle kanten mee op. Terwijl in het boek wel duidelijke
rasbeschrijvingen stonden van o.a. Spaniëls, Deense doggen en Mastiffs.
Een halve eeuw later schreef John Henry Walsh in zijn boek: "The dog in health and
disease" (uitg. Longman, Green, Longman & Roberts, Londen, 1859)
"De Newfoundlander is zwart, of zwart/wit, of wit met weinig zwart of
leverkleur of rosachtig bruin en soms donker gestroomd."
Zeker is dat deze hond vanuit New Foundland werd geïmporteerd naar Engeland
en men er verder mee ging fokken. Daaruit werd de Newfoundlander ontwikkeld
zoals wij die nu kennen. Door de zwart/witte variant van de Newfoundlander (de
favoriet van Sir Edwin Landseer) op te nemen in de Engelse rasstandaard van
1886 bestaat daar tot op heden, naast de bruine en de geheel zwarte, ook de
zwart/witte Newfoundlander. Ook in de Verenigde Staten wordt niet gefokt van
Landseer op Landseer. Daar wordt de zwart/witte variant van de Newfoundlander
een Landseerdog genoemd.
De Nederlandse fokgeschiedenis
(artikel van Beppie van Schoot-Hollart, met toestemming van de Landseer
Club Nederland)
In Nederland begon het allemaal met Flora van Landseerheim (geboren 5 mei 1922) van de heer Lunter. Flora kwam
uit Beieren, ouders onbekend. De heer Lunter liet Flora dekken door de reu
Adonis von der Bisschofgasse uit Oostenrijk. Op 6 oktober 1929 werden daaruit
Hans en Greta van Landseerheim geboren. De heer Lunter fokte verder met deze
broer/zus combinatie, wat hem in de fokwereld veel kritiek opleverde. Toch herhaalde
hij de combinatie Hans-Greta vijf keer. En tussen de jaren 1931 en 1935 werden
totaal twintig reuen en elf teven geboren.
In die zelfde tijd had de heer Appenrodt uit Delmenhorst (Duitsland)
met zijn kennel ‘Von Nordwest’ besloten ook op zuiver zwart/wit te fokken. Hij
gebruikte daarvoor uitsluitend nakomelingen van Landseerheim.
Veel pups van Landseerheim werden geëxporteerd. Toen de tweede wereldoorlog
uitbrak heeft de heer Lunter een aantal van 'zijn' nakomelingen weer terug naar
Nederland gehaald. Waaronder Lola von Nordwest en Clio vom Moritzburg. Het
laatste nest 'van Landseerheim' werd geboren in juni 1952.
Enkele pups van 'van Landseerheim" kwamen in bezit van de heer D.
Mulder met zijn kennel 'van het Noorderstrand'. Ook hij
legde zich toe op het fokken van het zuivere zwart/wit ras.
Na de erkenning van de F.C.I. in 1960 van de Landseer Europees Continentaal
Type werd pas in 1975 het eerste nest zuivere (volgens de rasstandaard van de
FCI) Landseers E.C.T. geboren in de kennel 'Van de Broene Beuken' van de heer
en mevrouw Bruning, uit de combinatie Donko vom Moortreich en Certa vom Moortreich.
Ook met de dochters van Donko en Certa werd verder gefokt waarbij Ellert vom
Moortreich van acht nesten de vader was. Ook hier dus weer nauwelijks sprake
van basisverbreding.
De heer F. Kruse uit Oldemarkt imiteerde in zijn kennel 'Hávamál Athos' met
de honden van Moortreich het inteeltprogramma van Lunter. Hij gebruikte slecht
één reu als outcross: Atlas vom Petersberg.
Van 1975 tot 1983 stamden alle bij de Nederlandse fok ingeschakelde teven
af van één teef: Certa vom Moortreich. De buitenlandse dekreuen welke in dit
fokprogramma werden gebruikt waren wederom verwant aan Donko en Certa.
Belangrijke kennelnamen die nog steeds in dekcombinaties zijn terug te
vinden, zijn o.a. 'Thorn Asgard", 'Van Amatus Byonda', ‘Van Noreen”.
Daarna kwam er veel nieuw bloed in de Landseers door buitenlandse reuen. Er
zijn veel fokkers bij gekomen die het ras, de kenmerken en het wel en wee van
de Landseer E.C.T. heel serieus nemen en proberen het ras te verbeteren.
Om dit lange verhaal af te sluiten. Mijn eerste Landseer was Jandhi Bommel
van Noreen (14 nov.1996 - 18 nov. 2004) Sinds
2005 is Lonne mijn maatje. Voluit heet ze Lua Triëre, geboren 20-8-2004 en ze
komt van Us Arsnouphis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten